De opmars van het ego
Waarom we steeds meer naar binnen kijken

De mens is in de afgelopen zeventig jaar extraverter en narcistischer geworden. Dat stelt Jan Derksen, klinisch psycholoog aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hij publiceerde onlangs het boek 'Persoonlijkheid, hechting en narcisme in een veranderende wereld', waarin hij uiteenzet hoe de mens steeds meer naar zichzelf lijkt te kijken, terwijl samenwerking juist cruciaal is.
We leven in een tijd van versnelling, individualisering en constante zelfprofilering. Sociale media geven ons een podium om onszelf onafgebroken te presenteren: meningen, selfies, diagnoses en diepste gevoelens worden publiek bezit. Waar vroeger bescheidenheid en discretie de norm waren, heerst nu het credo: ,,Laat jezelf zien.’’ Volgens Jan Derksen heeft deze ontwikkeling geleid tot een groeiende nadruk op het ego, ten koste van verbondenheid en samenwerking.
Deze maatschappelijke verschuiving is niet zonder gevolgen. De toename van narcistische trekken – zoals overgevoeligheid voor kritiek, behoefte aan bewondering en het gevoel 'speciaal' te zijn – maakt ons kwetsbaarder. Want hoe meer je van jezelf laat zien, hoe groter de kans dat je wordt gekwetst. En die krenking leidt vaak tot boosheid, frustratie en onbegrip, wat we steeds vaker terugzien in maatschappelijke spanningen, polarisatie en een groeiende druk op de geestelijke gezondheidszorg.
Derksen wijst erop dat deze psychologische veranderingen hun wortels hebben in de vroege kindertijd. De manier waarop kinderen zich hechten aan hun verzorgers is cruciaal voor de ontwikkeling van empathie, zelfvertrouwen en sociale vaardigheden. Maar in een samenleving waarin werkdruk en flexibiliteit toenemen, is de ouder-kindrelatie aan erosie onderhevig geraakt. Kinderen hebben steeds vaker meerdere verzorgers, waardoor veilige hechting – een fundament voor psychische gezondheid – onder druk komt te staan.
De gevolgen daarvan reiken verder dan het individu. Een samenleving waarin mensen vooral met zichzelf bezig zijn, verliest volgens Derksen haar collectieve veerkracht. Problemen als klimaatverandering, ongelijkheid of gezondheidscrises vragen om samenwerking en gemeenschapszin. Maar als het eigen belang altijd voorop staat, verdwijnt de bereidheid om offers te brengen of de ander te begrijpen. Narcisme sluit ons op in onszelf, in wat Derksen een 'psychologische cocon' noemt.
Toch biedt zijn analyse ook hoop. Door de hechting tussen ouder en kind te versterken, kan een fundament worden gelegd voor een evenwichtiger persoonlijkheid. Derksen pleit voor verlengd ouderschapsverlof, opvoedingsapps met wetenschappelijke inzichten en meer maatschappelijke aandacht voor de vroege ontwikkeling. Landen zoals Denemarken laten zien dat zulke maatregelen effect hebben: kinderen die veilig gehecht zijn, blijken als volwassenen empathischer, plichtsgetrouwer en socialer.
In een wereld die steeds harder lijkt te draaien om het 'ik', pleit Derksen voor een terugkeer naar het 'wij'. Niet door het individu te onderdrukken, maar door het opnieuw te verankeren in een netwerk van verbondenheid. Alleen dan, zo stelt hij, kunnen we bouwen aan een samenleving die niet alleen psychisch gezonder is, maar ook beter bestand tegen de uitdagingen van onze tijd.